Zonde is de taal uit hun mond, het woord van hun lippen. Laat hen stikken in hun trots, in hun vloeken en leugens.
Sla toe in Uw toorn, sla vernietigend toe. Tot aan de einden der aarde zullen zij weten dat God over Jakob heerst.
Ze keren terug, avond aan avond, grommend als honden zwerven ze rond door de stad, dolend op zoek naar voedsel, jankend als ze niet worden verzadigd.
Maar ik, ik zal Uw sterkte roemen, in de morgen Uw trouw bezingen:
U bent voor mij altijd een burcht geweest, een toevlucht in tijden van nood.
Mijn sterkte, voor U wil ik zingen, mijn burcht is God, de God die mij trouw blijft.